Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet inrichting landelijk gebied

 

Artikel 10
1
Zolang het investeringsbudget niet is vastgesteld, kan Onze Minister, of Onze Minister wie het aangaat in overeenstemming met Onze Minister, de verlening van dat investeringsbudget intrekken of ten nadele van de provincie wijzigen, indien de prestaties waarvoor het investeringsbudget is verleend kennelijk niet of niet geheel zullen worden gerealiseerd en dit de provincie kan worden toegerekend. Hiertoe gaat Onze Minister of Onze Minister wie het aangaat in overeenstemming met Onze Minister, niet over dan nadat in het kader van de toepassing van artikel 7, derde lid, door hem is aangegeven dat hij gerede gronden heeft om aan te nemen dat de desbetreffende prestaties door aan de provincie toe te rekenen feiten of omstandigheden niet zullen worden gerealiseerd en sedertdien tenminste twee jaar zijn verstreken.
2
Zolang het investeringsbudget niet is vastgesteld, kan Onze Minister of Onze Minister wie het aangaat in overeenstemming met Onze Minister de verlening van dat investeringsbudget intrekken of ten nadele van de provincie wijzigen, indien:
a
verleende voorschotten zijn besteed aan een ander doel dan waarvoor het investeringsbudget is verleend;
b
gedeputeerde staten onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking omtrent de verlening van het investeringsbudget zou hebben geleid;
c
de beschikking tot verlening van het investeringsbudget anderszins onjuist was en gedeputeerde staten dit wisten of behoorden te weten;
d
de wijze waarop het investeringsbudget is aangewend in strijd is met ingevolge een verdrag voor de staat geldende verplichtingen; of
e
naar het oordeel van Onze Minister of Onze Minister wie het aangaat genoegzaam komt vast te staan dat niet wordt voldaan aan verplichtingen als bedoeld in het vierde lid.
3
De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop een omstandigheid of feit als bedoeld in het eerste of tweede lid, die aanleiding is om tot intrekking of wijziging over te gaan, zich heeft voorgedaan, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.
4
Onze Minister of Onze Minister wie het aangaat in overeenstemming met Onze Minister kan jegens de betrokken provincie in enig investeringstijdvak verplichtingen verbinden aan het investeringsbudget dat voor dat investeringstijdvak wordt of is verleend, indien met betrekking tot het voorgaande investeringstijdvak:
a
de doelstellingen waarvoor het investeringsbudget is verleend naar het oordeel van Onze Minister of Onze Minister wie het aangaat onvoldoende zijn bereikt en dit de provincie kan worden toegerekend;
b
het verleende investeringsbudget door de provincie is besteed aan een ander doel dan waarvoor het beschikbaar is gesteld; of
c
de aanvraag tot vaststelling van het investeringsbudget niet of niet tijdig is ingediend.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •